Ouders en het jeugdwerk

Met dit onderzoek brachten we het perspectief van ouders over jeugdwerk in kaart, en dit in opdracht van de Vlaamse overheid, Agentschap Sociaal-Cultureel Werk, Afdeling Jeugd.

Looptijd
/
Hoe staan ouders tegenover het jeugdwerk?

Ouders en het jeugdwerk

Het jeugdwerk is letterlijk; werken met en voor jongeren, buiten het gezin zonder de ouders dus. Toch is de stem van ouders over of in het jeugdwerk natuurljk ook beklangrijk. Hoe staan ouders tegenover het jeugdwerk? Wat verwachten zij hiervan? In welke mate willen zij betrokken zijn bij het jeugdwerk en hoe dan?

De volgende vragen kwamen aan bod: 

  1. Wat zijn de ervaringen van jeugdwerk bij ouders? Dit splitste zich op in twee deelvragen: ten eerste het (niet)gebruik en de redenen daarvoor in kaart brengen. Waar nemen hun kinderen aan deel, welke werkvormen, in welke periodes? En wat zijn de redenen waarom er wel of niet wordt deelgenomen? Wie neemt die beslissingen, de ouder en/of het kind? Ten tweede wilden we verder ingaan op de kwaliteit van het jeugdwerk: is men tevreden over het jeugdwerk waaraan de kinderen participeren? Wat kan eventueel beter? Aan welke kwaliteitseisen moet het jeugdwerk voldoen? Hierbij willen we aandacht aan organisatie, begeleiding, speelkansen, infrastructuur … geven.
  2. Wat zien ouders als rol voor het jeugdwerk, voor hun kind specifiek, maar ook voor de groepen kinderen in de samenleving? Welke functies moet het jeugdwerk vervullen? 
  3. We zien een tendens om participatie en betrokkenheid van ouders te vergroten in onderwijs en in opvangvoorzieningen. Ook in het jeugdwerk worden ouders soms ingeschakeld als kookouder, volwassen begeleiding … Soms worden er vragen gesteld bij de leeftijd van begeleiding en de verantwoordelijkheid die ze dragen, anderzijds wordt het feit dat jongeren het jeugdwerk maken, juist als hun sterkte gezien. Hoe denken ouders over de aanwezigheid van volwassenen/ouders in het jeugdwerk? Zijn zij vragende partij voor meer betrokkenheid en welke rol zien ze zichzelf daarin spelen? 

Bij het beantwoorden van deze vragen hadden we expliciete aandacht voor diversiteit: zowel participanten als niet-participanten van diverse vormen van het jeugdwerk komen aan bod. De ouders die betrokken waren in het onderzoek moesten een weerspiegeling vormen van de samenleving. We beoogden ouders te bevragen die in de grootste gemeenschappelijke doelgroep van het jeugdwerk vallen: deze met 5 tot 15-jarige kinderen.

Verloop van het onderzoek

De Vlaamse overheid wou een duidelijker zicht krijgen op de rol die ouders spelen in de participatie van kinderen en jongeren aan het jeugdwerk in Vlaanderen. Ze stelde daarbij bijzondere aandacht voor kansengroepen voorop.

We volgden verschillende onderzoekspistes:

  • Tweedejaarsstudenten Gezinswetenschappen gingen in een voortraject mee op pad om interviews af te nemen bij moeders, vaders en hun jongeren;
  • We bevroegen 787 ouders, waarvan 740 online en 47 face to face, over de deelname aan het jeugdwerk, hun tevredenheid, hun verwachtingen en hun betrokkenheid bij jeugdwerk.
  • ​We organiseerden focusgesprekken met jeugdwerkers en jeugdwerkondersteuners en konden ook daarbij rekenen op de inzet van de tweedejaarsstudenten Gezinswetenschappen.

Een grote diversiteit aan ouders heeft hun stem in dit onderzoek laten horen. We bereikten immers ouders uit verschillende gezinsvormen, met verschillende achtergronden, alsook ouders met kinderen die deelnemen aan het jeugdwerk en ouders met kinderen die niet deelnemen aan het jeugdwerk.

Bevindingen

Uit ons onderzoek blijkt dat ouders in het algemeen een groot vertrouwen in het jeugdwerk en in de begeleiders hebben. Het kind staat centraal in de kijk van ouders op jeugdwerk. Ouders vinden dus dat jeugdwerk echt een plek mag zijn die helemaal van en voor het kind is. 

Desalniettemin geven heel wat ouders  aan dat ze nood hebben aan meer informatie en communicatie. Vertrouwen en beeldvorming vormen daarbij uitdagingen. Het jeugdwerk staat voor de opdracht zorgen en vrees van ouders weg te nemen, ouders te overtuigen van de meerwaarde van jeugdwerk, en mogelijks te hoge verwachtingen te doorprikken.

Jeugdwerk
In de media en in het parlement

Reacties

Over de bevindingen van het onderzoek werd in verschillende journalistieke media bericht. Verschillende kranten, televisiejournaals en websites pikten het onderzoek op, wat dan weer aanleiding gaf tot heel wat reacties.

  • In De Standaard verscheen op 15/02/2016 het artikel ‘Meer informatie, rijpere begeleiders’. Op de website van De Standaard kwam reactie hierop van opdrachtgever van het onderzoek, minister van Jeugd Sven Gatz, ('Vooral ouders die geen lid waren van jeugdbeweging maken zich zorgen') en van jeugdbewegingen zelf (‘Net een unieke kans om verantwoordelijkheid te krijgen').

  • In Het Nieuwsblad verscheen op 15/02/2016 het artikel 'Ouders bezorgd: "Leiding te jong voor jeugdwerk"'

  • Op deredactie.be verscheen op 15/02/2016 een artikel over dit onderzoek 'De ideale leeftijd voor jeugdleiders? 21 jaar'

  • Naar aanleiding van dit onderzoek werd een discussie gevoerd op het Radio 1-programma Hautekiet over de leeftijd van jeugdleiders, nadat eerder op de dag ook De ochtend van Radio1 er al aandacht had aan besteed.  

  • Onderzoekster Evelyn Morreel kwam hierover aan bod in het VTM-nieuws van 15/02/2016.

  • Het VRT-journaal berichtte ook over het onderzoek op 15/02/2016.

  • Op 15/02/2016 publiceerde de krant Metro ook het artikel: 'Vooral ouders die geen lid waren van jeugdbeweging maken zich zorgen'
  • De Morgen en Het Laatste Nieuws publiceerden het artikel 'Ouders bezorgd over te jonge begeleiders bij jeugdwerk' op 15/02/2016

Maatschappelijk debat

De bekendmaking van de onderzoeksbevindingen lokte niet alleen heel wat reacties uit op verschillende fora. Er verschenen lezersbrieven en De Ambrassade publiceerde een opiniestuk waarin ze vooral de kracht van het jeugdwerk benadrukken.

In de parlementaire zitting van woensdag 17 februari 2016 legden vier 4 parlementariërs hun vragen over de bevindingen aan de bevoegde minister Gatz voor. Ze zijn daarin duidelijk geïnspireerd door de bevindingen en aanbevelingen die in het onderzoeksrapport terug te vinden zijn.

In de parlementaire zitting van donderdag 9 juni 2016 haalde ook Tine Soens (sp.a) het onderzoek aan bij haar vraag over de financiële drempels die ouders ervaren bij de deelname aan jeugdwerk, en over de informatiegap tussen ouders en jeugdwerk.

Vervolgonderzoek

Op basis van de bevindingen in dit onderzoeksperoject, besloten we om ook het perspectief van de jeugdwerkers te bevragen en te bekijken hoe we hen beter kunnen ondersteunen in hun relatie met de ouders:

Onze partner

Prof. dr. Karla Van Leeuwen, van de Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek van de KU Leuven, nam als academische partner de onderzoeksleiding mee voor haar rekening en bracht over het hele onderzoeksproject heen haar methodologische en inhoudelijke expertise in.